Skip to main content

Auteur: Jan Vingerhoets

Huisarts in Hluvukani

Zuid-Afrika, de reisblogs – deel 2

Ondertussen ben ik er wel achter dat het werken in dit ziekenhuis heel anders is dan ik gedacht had. Hier is het niet mogelijk om je kennis en ervaring als huisarts in Nederland, ook al is die in tientallen jaren opgebouwd, zomaar nuttig in te zetten. Er heerst chaos en onkunde, gebrek en gemis aan alles. Ik ben nog in de verkennende fase. De volgende missie is het Primary Care Centre van Hluvukani  in de naburige procincie Mpulalanga. Een centrum dat vanaf de weg wordt aangekondigd met een bord met daarbij de toch niet helemaal geruststellende titel ´Animal Health Center’. Daar gaan we weer, denk ik bij mezelf. 

Bij de entree blijkt het toch echt om een gezondheidscentrum te gaan. Voor mensen, wel te verstaan. Het lage witte gebouwtje blakert in de zon die in de loop der tijd met succes haar best heeft gedaan om de verflaag goeddeels van de stenen te verwijderen. De deuren staan open en in de gang zijn lange banken gevuld met mannen en vrouwen. Ik ben de enige blanke. Aan de muur hangen posters waarop in beeldtaal (veel mensen zijn analfabeet) staat uitgelegd hoe je je handen moet wassen en waarom dat eigenlijk moet. De informatie kan hier niet basaal genoeg zijn. Er hangen ook posters en brieven met geschreven tekst, die zo onleesbaar is dat ik me eigenlijk zelf ook analfabeet voel. 

Ik maak kennis met een groot aantal nurses met de meest fantasierijke namen: Pretty, Sunshine, Beauty en Wonderful zijn er maar enkele van. De zusters hebben ook namen in de lokale taal, maar die zijn niet uit te spreken laat staan te memoreren. 

Er wordt een kamer voor me ontruimd (wat er op neer komt dat stapels dozen en dossiermappen van de onderzoeksbank naar de vloer verhuizen) en ik kan starten. Een computer is er niet, maar ook in het ziekenhuis ben ik geen enkele werkende computer tegengekomen. dus dat verbaast me al niet meer. Ik zie een aantal patienten met problemen variërend van verhoogde bloeddruk tot stemmingsproblemen. Regelmatig moet ik de hulp inroepen van een zuster omdat de patiënt geen Engels spreek en alleen in de lokale variant van het Zulu kan spreken. Plotseling verschijnt nurse Pretty in de deuropening. Er is een spoedgeval, of ik snel kan komen kijken. 

Het blijkt te gaan om een jongeman die in een rolstoel wordt binnengebracht door een vrouw van wie ik vermoed dat zijn moeder is. Hij blijkt niet meer bij kennis en hangt half uit zijn stoel. De moeder kan niet aangeven wat er aan de hand is, maar al snel ontdekken we dat hij diabetes heeft, insuline gebruikt maar daar enkele dagen geleden mee is gestopt. Daarna werd hij alsmaar zieker, ging braken en raakte buiten bewustzijn. Ik denk aan een forse ontregeling van de suikers in het bloed, wat een levensbedreigende situatie kan geven en wil daarom als eerste het suikergehalte in zijn bloed meten. Het zoeken naar een glucosemeter kost wat tijd en die heb ik niet. Zuster Pretty zoekt mee, ze denkt niet dat er een meter is. Ondertussen brengen we een infuus in.  We hebben geluk: er wordt ergens een meter gevonden en we prikken wat bloed. Helaas blijkt de meter defect en kunnen we het bloed niet onderzoeken. Maar er is weinig twijfel over de diagnose en omdat die levensbedreigend is, gaan we hem in elk geval als zodanig behandelen. Hij zal insuline moeten hebben, en wel zo snel mogelijk. De jongen draait met zijn ogen en wordt onrustig. Ik krijg even contact als ik hem aanspreek en ik probeer hem gerust te stellen, vertel hem dat we hem gaan beter maken. Ik betwijfel of hij iets meekrijgt van wat ik zeg. Hij zal opgenomen moeten worden in het ziekenhuis, maar dat gaat allemaal niet snel hier, en ik wil het wel snel. Eerste prioriteit is nu de insuline. Ik geef aan dat ik een snelwerkende insuline wil hebben, maar die informatie wordt niet goed begrepen. Insuline, als het maar insuline is – ik begin mijn eisen al bij te stellen. Uiteindelijk komt Pretty met een ampul insuline met een onbekende naam. Aan de hand van de bijsluiter komt ik er achter dat het hier gaat om een combinatie van snel- en langzaam werkende insuline. Prima dan, hier doen we het mee. We spuiten een flinke dosis in zijn infuus. Maar daar moet ook kalium bij. Een derde zoektocht, na die naar de glucosemeter en de insuline, blijft vruchteloos. Er is geen ampul kalium voorradig. De ambulance is gebeld, en Pretty laat me opgetogen weten dat die nog heeft toegezegd om te komen ook. Dat blijkt geen vanzelfsprekendheid: vaak weigert de ambulance om te rijden. Wat ook nog blijkt voor te komen is dat het ziekenhuis de patiënt niet accepteert en dan rijdt de ambulance ook niet. Of het ziekenhuis zegt de patiënt te accepteren maar weigert de patiënt alsnog: alle variaties zijn denkbaar. Het blijft dus even afwachten, maar tot dusver lijkt het dus allemaal volgens plan te verlopen.

Ik roep de volgende patiënte op en breek mijn tong over haar naam. Een diepzwarte vrouw komt met me mee. Ze gaat schuin tegenover me zitten, omdat haar hoofd in een dwangstand staat als gevolg van forse littekens in haar hals die zich over haar borst en buik tot aan haar liezen blijken uit te strekken. Ze bevestigt dat het om brandwonden gaat, jaren geleden opgelopen toen een paraffinelamp haar hut in lichterlaaie zette. Het mag een wonder heten dat ze het overleefd heeft, maar de prijs is duidelijk hoog geweest.  Nog voor ik goed en wel aan haar verhaal toe kom, dient zich het volgende spoedgeval aan. Een meisje van 19 heeft koorts en hoofdpijn. In deze contreien is malaria dan diagnose nummer 1, maar zij vertoont toch tekenen van hersenvliesontsteking. We geven ook haar een infuus en trekken een groot aantal ampullen op. En terwijl ik die in haar infuusslang spuit realiseer ik me dat ik nu 2 patiënten heb voor een ambulance. Beiden zijn levensgevaarlijk ziek en moeten direct vervoerd worden. Moet ik nu gaan kiezen tussen de levens van deze twee jonge mensen? Ineens voel ik intenser dan ooit wat het werken in deze omstandigheden zo heftig maakt. Geen organisatie, geen middelen en je moet je patiënten misschien wel gewoon onder je handen laten doodgaan. Zo kan het dus zijn, zo is het in grote delen van de wereld. 

Het duurt nog ongeveer 3 kwartier voor de ambulance opdoemt. Zij hebben zowaar een glucosemeter en we controleren alsnog het bloedsuiker van de jongeman. Het is onmeetbaar hoog, de diagnose is hiermee wat mij betreft wel bevestigd, want verder komen we hier niet. Ik overleg met het personeel van de ambulance dat ik echt vind dat allebei de patienten mee moeten en inspecteer de auto. Er kan een patiënt in liggen en er is nog een bank. Daar moet de jongeman dan maar op liggen. De bijrijder van de ambulance moet hem daar dan maar even op zien te  houden en voorkomen dat hij omvalt door het gehobbel van stenen en gaten in de weg. Het lukt, en even later zijn beiden onderweg. Ik moet even bijkomen. Morgen in het ziekenhuis ga ik kijken hoe het met ze gaat. 

Blogdo©

De eerste frustraties

Zuid-Afrika, de reisblogs – deel 1

De eerste 2 dagen in het ziekenhuis, of wat daarvoor moet doorgaan,  zitten er op. En die waren confronterend. Ik ben er heen gestuurd met het advies `prepare for frustration` –  en het was niets teveel gezegd. Er is tekort aan werkelijk alles en meer dan dat en die tekorten zijn uitermate fundamenteel. 

Om 7 uur begint de vergadering van de artsen. Een Amerikaanse arts zet uiteen  hoe levensbedreigende infecties (sepsis) in de VS behandeld worden Deze man redeneert vanuit een Westers perspectief: zijn verhaal is geheel gebaseerd op goed uitgeruste afdelingen en mist daardoor elke aansluiting met de situatie in dit derde wereld- ziekenhuis. Het is bijna beledigend voor de mensen die hier vast werken, in dit ziekenhuisje waar je al blij mag zijn als er water uit de kraan komt, zoals ik diezelfde middag nog zal ervaren.  Het is niet de eerste keer dat ik het gevoel krijg dat we te veel met een Westerse bril naar de situatie hier kijken.

Na de vergadering ga ik naar de kinderafdeling. Een grote hal met een centrale receptie. Rondom liggen de zieke patiëntjes  per 4 in kleine kamertjes. De deuren moeten open voor frisse lucht, om zo het risico op tbc te beperken. De uiterst armoedige bedjes hebben verroeste ijzeren spijlen en vieze matrassen. Dekens zijn er vaak niet, veel kinderen liggen onder oude handdoeken.  

De ronde begint bij een uitgedroogde baby van 6 maanden met tuberculose. Moeder blijkt psychiatrisch patiënt, althans dat leiden we af uit haar medicatie; medische gegevens zijn er niet. Ze heeft haar kindje de medicijnen tegen tuberculose niet gegeven en ook de voeding is er kennelijk bij ingeschoten. Het uitgedroogde kind drinkt alsof haar leven er van af hing -wat ook zo was. Moeder krijgt basale adviezen: geef het kind niet liggend maar zittend te drinken. Geef het elke 3 uur te drinken. Geef de medicatie volgens schema, anders wordt het niet beter. Het kind mag over enkele dagen naar huis, maar dat het daar mis zal gaan weet je bijna tevoren, dus de social worker moet daar ondersteuning bieden. Maar helaas, die is er niet. 

Een ander kind is al vanaf de geboorte, 4 maanden geleden, geel en groeit niet.  De buik wordt dikker een er onstaan problemen met de ontlasting. We denken aan een aangeboren afwijking in de galwegen. Een echo zou duidelijkheid geven. Maar helaas, dat kan pas over een maand. En zo is er, 15 kinderen lang, heel veel helaas hier. Prepare for frustration, het dringt zich steeds op en galmt na.

In de middag doen we poli. Ik loop naar de betreffende afdeling via een binnenplaats waar het vuilnis zich opstapelt. Vrouwen zitten in kleurige kleding aan tafeltjes in de zon, als zaten ze in een park. Via een kapotte deur loop ik de poli in. Plaats van handeling is een groezelige ruimte met afbladderende verf op de muren en overal vochtplekken. Electriciteitsdraden en verbindingsdozen hangen in een wirwar van losse kabels uit gaten in het plafond, Een drietal bedden met vlekkerig matrassen staat naast elkaar, enkele totaal los hangende gordijnen doen een wanhopige maar vruchteloze poging om een indruk van privacy te geven: je kijkt er langs, door- en overheen. Een openstaande deur geeft toegang tot de emergency-room, waar je je over en door een stapel dozen moet worstelen om bij de behandeltafel te geraken. Enkele mannen, het blijken steeds weer andere, zitten achter een geïmproviseerde tafel: hier worden patiënten handmatig in een groot boek ingeschreven. In een kamertje ligt een verpleegster met het hoofd op het bureau. Een sterk vermagerde patiënt ligt te kreunen op een bed, het is niet duidelijk wie zich om hem bekommert.

Een vrouw komt voor een algemeen onderzoek en meldt terloops dat ze sinds haar 20e al tevergeefs probeert om zwanger te worden. Ze is 43 jaar oud.

Haar man heeft een 2e vrouw die 3 kinderen heeft. We ontdekken dat ze een enorme bloedarmoede heeft. Ze zou een bloedtransfusie moeten hebben, maar ook hier geldt het helaas, want er is geen bloed. We trekken alle lades open, want wat er op staat zit er doorgaans in elk geval niet in. zoeken naar ampullen met ijzeroplossing en als we die gevonden hebben bereiden we haar voor op een infuus.

Maar hier houdt de improvisatie niet op. Voor het prikken van een infuus is een stuwbandje nodig om de vaten op te laten komen. Ze zitten in elke dokterstas. Zo niet hier: het ziekenhuis heeft helaas geen stuwband. Ik  bind twee latex handschoenen aan elkaar en frutsel iets wat voor stuwband moet doorgaan. Geen gezeur, want het werkt, en even later druppelt het infuus in. Mevrouw moet 2 uur blijven liggen en mag dan naar huis. Volgende week moet ze zich melden ivm de kinderwens. Ik vrees, nee ik weet eigenlijk al, wat ze te horen gaat krijgen. Helaas….

Even later meldt zich een 40 jarige man met heftige hartkloppingen. Zijn hartslag loopt op tot 240 per minuut en hij is doodop. Het ECG is van dermate slechte kwaliteit dat we blijven dubben over 4 mogelijke diagnoses. Uitprinten lukt niet, en er is natuurlijk geen cardioloog voor overleg.  We proberen wat maatregelen waarmee de hartslag naar 170 zakt. De medicamenten die we nodig hebben om hem te behandelen zijn niet aanwezig en de alternatieven te riskant omdat het ECG te onduidelijk is. De man moet naar een veraf gelegen ziekenhuis, maar na 3 telefoontjes naar verschillende ziekenhuizen hebben we even zoveel keer te horen gekregen dat er geen bed is. Niemand accepteert hem. Uiteindelijk laten we een van de bobo’s van het ziekenhuisje bellen en die krijgt het er toch door. De man wordt, na anderhalf uur van uitputtende ritmestoornissen eindelijk elders opgenomen. Ik hoop dat dat een verbetering betekent, maar zeker is dat allerminst. 

Blogdo©

Applaus voor de tandenfee!

In Argentinië is de lijst met cruciale beroepen recent uitgebreid met dat van een sprookjesfiguur: de tandenfee. Kijk, dat vind ik nou getuigen van realiteitszin. Nu de een na de ander door een buitengewoon onsympathiek virus wordt geveld, moeten we zuinig zijn op de meest waardevolle leden van onze maatschappij. Natuurlijk zijn de brandweerman, de verpleegkundige en de politieagent van vitaal belang, maar degene die we écht niet kunnen missen, dat is natuurlijk de tandenfee. In dit deel belichten wij deze functie en interviewen wij Neerlands bekendste tandenfee, mevrouw van Hoek. 

Mevrouw van Hoek, hoe oud is het beroep van tandenfee eigenlijk?

“Ons beroep is heel, heel oud en heeft de tand des tijds gloedvol doorstaan. Paleontologen hebben in opgravingen uit het Pleistoceen fossiele tanden opgegraven die onder kussens lagen en waarvan men vermoedt dat die klaar lagen voor de tandenfee. Men heeft geconcludeerd dat dit het op een na oudste beroep ter wereld moet zijn. 

Interessant, zo’n historische ontdekking. En hoe bent u zelf tandenfee geworden? 

Nou, het is eigenlijk een beroep dat binnen families wordt overgedragen. De zus van mijn moeder, tante van Hoek, was al fee. Ze werd de hoektante genoemd. Als kind wilde ik nog wel eens her en der een melktandje bietsen, dus het zit in feite wel in de genen. Het is een afwisselend beroep: vroeger waren het vooral melktanden, waarvoor je hooguit 25 of 50 cent hoefde achter te laten. Maar tegenwoordig gaan mensen meer voor het grote geld en kun je ook een kies of snijtand tegenkomen, waar je al snel een euro of drie voor onder het kussen moet proppen. En gebitten hè, complete gebitten. Gebeurt ook. Kost me een vermogen: ligt er zo’n prothese onder het kussen met een pinapparaat erbij.

Maar met de dalende aandelenkoersen lijkt het er soms op dat mensen hun verstand verloren hebben. Samen met de bijbehorende kiezen, want de laatste jaren worden de verstandskiezen massaal geloosd. Noodgedwongen dan, want niemand zal daarvoor met zijn volle verstand kiezen natuurlijk.

Aha, dat is duidelijk. En wat maakt het beroep van tandenfee nu zo boeiend? 

Daar kan ik kort over zijn. Ik zeg het altijd maar zo: ‘er is geen mooier métier dan dat van de tandenfee’. 

Juist ja. Nou, dat is onweerlegbaar toegelicht. U staat hoog in de lijst met vitale beroepen in crisistijd. Wat vindt u daarvan?  

Heel vanzelfsprekend. Je kunt in deze tijd geen gat meer laten vullen, laat staan een kroon laten zetten, dus je kunt er donder op zeggen dat die tanden massaal gaan uitvallen. Kijk maar naar de toestand elders in de wereld. Bijvoorbeeld naar mijn Italiaanse collega Chantal Dente: zij spreekt over een kronencrisis (‘una grande crise di corona’). Nee, als er ooit behoefte is geweest aan onze beroepsgroep dan is het nu.”

Het moge duidelijk zijn: de tandenfee staat op de cruciale beroepenlijst, en met reden. Laten we zuinig zijn op onze feeën en hen een hart onder de riem steken. Ik stel dan ook voor om als ode aan de tandenfee morgenavond om 20 uur met zijn allen een kwartiertje te gaan staan klappertanden. Het zal ze goed doen.  

Blogdo©

Meld je aan om niets te missen

Mijn blogs verschijnen voorlopig nog op Linked in maar worden steeds sneller verwijderd. Wil je op de hoogte blijven als er nieuwe blogs verschijnen en ze hier teruglezen? Meld je dan aan en ik zorg dat je een bericht krijgt.